Oriënteren en inlezen
Nadat het onderwerp is bepaald, begint het inlezen. Je richt je hierbij op de zogenaamde secundaire literatuur: publicaties van anderen die al over je onderwerp of over de context ervan hebben geschreven. Dat geeft je een globaal antwoord op de vraag: wat houdt het onderwerp eigenlijk in? Wat is er al over bekend? Belangrijk is te beseffen dat het zoeken van literatuur in fasen gaat. Naarmate je meer over je onderwerp te weten komt, lukt het ook beter om er literatuur over te vinden. Schroom dan ook niet om gewoon maar te beginnen met lezen; je zult nog veel vaker opnieuw gaan zoeken in de literatuur. Hierdoor word je steeds handiger in het oriënterend literatuuronderzoek.
Het internet
Bijna ieder onderzoek begint op het internet. Het internet is handig om publicaties in digitale vorm te verkrijgen, om erachter te komen waar publicaties zich bevinden (zoals in de UB) en natuurlijk om internetbronnen te raadplegen, zoals een Wikipediapagina. Voor je überhaupt begint met literatuur zoeken is het handig een aantal trefwoorden, namen en onderwerpen op te schrijven die relevant zijn voor je onderwerp. Gebruik ook altijd spellingsvarianten, vertalingen en synoniemen van je zoektermen.
- de tijd (Wanneer: om welke periode gaat het? )
- de ruimte (Waar: om welk land, regio, plaats gaat het?)
- personen (Wie: wie zijn de te verwachten hoofdrolspelers?)
- sector van de samenleving (om welk maatschappelijk terrein, om welke instellingen, organisaties, bestuurlijk niveau etc. gaat het?)
- begrippen (welke sleutelbegrippen worden in de reeds gevonden literatuur gehanteerd en zijn belangrijk voor jouw onderwerp?)
Het is belangrijk de juiste zoekmachines te gebruiken om wetenschappelijk werk te vinden. Op de site van de universiteitsbibliotheek (www.library.uu.nl) is een overzicht gemaakt van welke zoekmachines bruikbaar zijn voor diverse soorten bronnen. Naast de Utrechtse versie van WorldCat en de database voor tijdschriften die je leiden naar wat de Universiteit Utrecht aan bronnen beschikbaar heeft, zijn zoekmachines als Google Scholar, Scopus en Web of Science om artikelen, boeken en proefschriften te vinden. Picarta en de algemene versie van Worldcat leiden naar respectievelijk artikelen, boeken en tijdschriftabonnementen in bibliotheken in Nederland en naar boeken en tijdschriftabonnementen in bibliotheken wereldwijd.
De UB heeft een groot aantal libguides gecreëerd om het zoeken en vinden van bronnen maar ook het gebruik van zoeksystemen eenvoudiger te maken. Libguides zijn gidsen die tips, achtergronden en trainingen geven bij het zoeken naar en omgaan met wetenschappelijke informatie. Deze libguides leggen dus uit hoe je een boek of artikel vindt via welk medium, hoe je dit werk in handen krijgt als het niet in de UB beschikbaar is en ook hoe je relevante zoekstrategieën of zoektermen bedenkt. Een overzicht van de libguides vind je hier.
De bibliotheek
Naast deze digitale voorbereiding is het handig het één en ander van de universiteitsbibliotheek af te weten. De bibliotheek is voor studenten als het ware een uitvalsbasis; als student heb je namelijk toegang tot de collectie van de universiteit en tot digitale bestanden waar de universiteit licenties voor heeft. Het is daarom van belang te weten wat de universiteit bezit en hoe bijvoorbeeld de bibliotheek is ingedeeld; wat is waar te vinden. Ook vind je in de UB catalogi en bibliografieën met overzichten van wetenschappelijk werk over een bepaald onderwerp.
Materiaal gevonden, en dan?
Wanneer je een aantal boeken en artikelen gevonden hebt die relevant zijn, ga je deze eerst ‘scannen’. Begin met de meest recente artikelen en boeken. Bekijk de inhoudsopgave, lees de inleiding en de conclusie. Het is de bedoeling dat je een indruk krijgt waar de publicatie over gaat en of je er iets aan hebt; de literatuur hoeft nog niet helemaal doorgelezen te worden. Geef speciale aandacht aan de noten en de literatuurlijst. Ze verwijzen je door naar andere literatuur (de beroemde én beruchte sneeuwbalmethode).
Deze bezwaren zijn wel te ondervangen door je bij het ‘sneeuwballen’ niet op één werk te verlaten, maar door juist een paar recente publicaties te raadplegen. Wanneer heb je genoeg literatuur? Maak nu een keuze uit de gevonden publicaties. Bepaal welke daarvan de belangrijkste zijn, en begin deze te lezen. Schrijf echter wel altijd alle gegevens (titel, auteur, etc.) op van alle literatuur die je gevonden hebt, ook van de minder belangrijke werken. Na verloop van tijd ben je immers vergeten of je een bepaalde publicatie al had bekeken, of blijkt een artikel om redenen die je nu nog niet weet toch weer relevant te zijn. Bij het inlezen rijzen er ongetwijfeld allerlei vragen. Die vragen zijn je eerste stappen richting het belangrijkste van je onderzoek: de probleemstelling. Maak daarom altijd aantekeningen: zowel over de inhoud (feiten, plaatsen, namen, etc.) als over de plek waar je deze inhoud gevonden hebt (auteur, paginanummers, etc.). Dat laatste is in een later stadium van cruciaal belang voor je onderzoek, bijvoorbeeld bij het maken van voetnoten en literatuurlijst.
Bij de zogenaamde sneeuwbalmethode wordt de top-down zoektechniek gehanteerd. Dat wil zeggen dat je begint bij het meest algemene niveau van literatuur, bijvoorbeeld een encyclopedie of een handboek, om te kijken wat er over een onderwerp bekend is. Vervolgens duik je dieper in een onderwerp door boeken te raadplegen die in de literatuurverwijzingen van deze overzichtswerken genoemd worden. Van deze boeken neem je ook de literatuurverwijzingen door en zo begint het proces opnieuw.
De sneeuwbalmethode is doeltreffend, maar er kleven ook risico’s aan.
Het is bij het schrijven van een historisch werkstuk onmogelijk om in het literatuuronderzoek volledig te zijn. Je verwerft steeds meer kennis over het onderwerp door je in te lezen. Daardoor komen nieuwe vragen opborrelen die aan de hand van nieuwe literatuur beantwoord kunnen worden. Dat proces kan tot in het oneindige doorgaan; daarom moet je bij het zoeken naar literatuur pragmatisch te werk gaan.
Voorkom daarbij dat een sleutelpublicatie overgeslagen wordt. Een sleutelpublicatie is een werk dat onmisbare informatie verschaft over (een aspect van) jouw onderzoeksthema. Het kan een monografie zijn, maar ook een bundel, een tijdschriftartikel, een themanummer van een tijdschrift of een congresverslag.
– Zoek de betreffende auteur op in het personenregister van de boeken die je al voor jouw onderzoek hebt gevonden en kijk of er aandacht aan het betreffende werk wordt besteed in een historiografische inleiding of in een andere passage.
– Wordt de indruk bevestigd dat het hier om een belangrijk werk gaat, bekijk dan ook zelf het betreffende werk.
– Ga op zoek naar recensies van de hand van specialisten over het betreffende werk.
Wanneer je literatuur vindt, moet je natuurlijk beslissen of het werk echt relevant is voor jouw onderzoek. De volgende vragen kunnen je daarbij helpen: