Onderzoekgids Geschiedenis UU

Het betoog

Het betoog vormt de kern van het historische werkstuk. In het betoog geef je een duidelijk onderbouwd antwoord op je probleemstelling. Zorg er voor dat je betoog een duidelijke structuur kent en dat er een logische en prettig leesbare spanningsboog wordt opgebouwd. Het kan helpen om in je betoog de volgende tweedeling te maken:

De introductie

Je begint doorgaans met een uitgebreide introductie van je onderwerp. Er zijn geen precieze regels voor hoe je dat doet. Vaak is dat afhankelijk van je onderwerp. Er zijn echter doorgaans twee zaken die je aan het begin van je betoog aan de orde stelt:

  • De ‘historische context’ van het onderwerp. De omstandigheden die men moet kennen om het betoog te begrijpen.
  • Introductie van de belangrijkste factoren en ontwikkelingen die in het betoog een rol spelen.

Het kernbetoog

In het middenstuk en de kern van je betoog moet duidelijk worden hoe omstandigheden veranderen, factoren hun invloed uitoefenen en elkaar ondersteunen of met elkaar in strijd raken. Het kernbetoog laat zien hoe de voor jouw thema belangrijke factoren zich hebben ontwikkeld en hoe deze tot een ontknoping komen. Uiteindelijk moet duidelijk worden welke ontwikkelingen in het betoog hebben plaatsgevonden, hoe bepaalde factoren hebben gewerkt. Daarbij moet het antwoord op je probleemstelling voor de lezer eigenlijk al geheel duidelijk zijn geworden.

Zorg voor een duidelijke opbouw van het betoog.

De alinea is na de volzin de kleinste eenheid waaruit je tekst wordt opgebouwd. Een goed gebruik van alinea’s maakt je tekst leesbaar en gestructureerd.

  • Bij het maken van een alinea kan je kiezen voor het inspringen van de alinea (Tab-toets) of voor een witregel tussen alinea’s.
  • Alinea’s gebruik je als eenheid om in een aantal zinnen één gedachtegang op papier te zetten. Zodra je het gevoel hebt een gedachtegang te hebben afgerond begin je een nieuwe alinea. Vermijd te korte of te lange alinea’s.

Naast een titel voor je werkstuk is het belangrijk ook de hoofdstukken van een titel te voorzien. Net als bij de titel van je werkstuk geldt hier dat een titel twee functies heeft. Hij dekt de inhoud van de tekst en trekt de aandacht van de lezer. Een titel van een hoofdstuk hoeft echter niet zo pakkend zijn als de hoofdtitel en je gebruikt doorgaans geen ondertitels bij hoofdstuktitels: het belangrijkste is dat deze duidelijk de inhoud van het hoofdstuk dekt.

Daarnaast is het vaak overzichtelijk om hoofdstukken verder in te delen in paragrafen of subkopjes. Het valt bijvoorbeeld aan te raden om, wanneer je een nieuw subthema beschrijft, tussenkopjes aan te brengen om het overzicht te vergroten. Let hierbij echter op de volgende zaken:

  • Houd de subkopjes kort en pakkend. Net als de hoofdstuktitel moeten ze de inhoud van het tekstdeel dekken.
  • Zorg dat je maat houdt met subkopjes: probeer de tekst niet te veel te onderbreken.

Zorg voor een consequente vormgeving van hoofdstuktitels en kopjes. Maak hoofdstuktitels vet en geef hoofdstuktitels een groter lettertype en eventueel Romeinse cijfers. Maak subkopjes ook vet en bijvoorbeeld cursief.

Voorbeeld

Hoofdstuktitel:

Hoofdstuk I. A.J. van der Aa: Nederlander van het eerste uur
(genummerd, vet en 14 pt. letter)

Subkopjes:

Ongeordende herinneringen
(ongenummerd, cursief, vet en 12 pt. letter)

Evt. paragrafen:

1.3 Ongeordende herinneringen
(genummerd, vet en 12 pt. letter)

of:

1.3 Ongeordende herinneringen
(genummerd, cursief, vet en 12 pt. letter)

Tekst:

In 1835 verscheen van der Aa’s….enz. (normaal 12 pt. letter)

Opbouw van een hoofdstuk

Voordat je begint aan een hoofdstuk is het handig een schets te maken van wat je wil vertellen. Net als bij een werkstuk in zijn geheel is het belangrijk dat een hoofdstuk een duidelijke opbouw en samenhang kent.

Let daarbij op de volgende zaken:

  • Definieer wat je in een hoofdstuk wil behandelen; zorg ervoor dat je een goede combinatie van een bepaalde periode met een bepaald thema vindt.
  • Probeer niet meer dan één ding tegelijk te zeggen.
  • Zorg er voor dat je een duidelijk onderscheid maakt tussen hoofd- en bijzaken en probeer irrelevante bijzaken weg te laten.
  • Geef goed de samenhang tussen de verschillende delen van je betoog weer.

Naast een opbouw in de introductie en het kernbetoog moet er ook inhoudelijk een duidelijke lijn zitten in je verhaal. Er zijn voor de historicus grof gezegd twee lijnen waarlangs hij zijn feiten kan ordenen en zijn verhaal indeelt.

  • De chronologische indeling. De volgorde van je betoog volgt de ontwikkeling van het onderwerp in de tijd
  • De thematische indeling. Het onderwerp wordt eerst ingedeeld in een aantal thema’s die na elkaar worden besproken

Het valt aan te raden deze lijnen te combineren. Bijvoorbeeld door het onderwerp in thema’s in te delen om die vervolgens in een min of meer consequente chronologische volgorde te plaatsen.

 Vorige  Volgende