Onderzoekgids Geschiedenis UU

Spelling en stijl

De ‘stijl’ van een academisch werkstuk

Het schrijven van een gedegen, academisch werkstuk kan je leren. Er is geen sprake van één ‘juiste’ stijl van een academisch essay. Het belangrijkste is dat je je best doet om helder te verwoorden wat je over het verleden te weten bent gekomen en wat jouw mening daarover is. Het gaat dus om goed en effectief taalgebruik, waarbij het overbrengen van de onderzoeksresultaten de hoogste prioriteit heeft. Een wetenschappelijke tekst is immers functioneel. Het is een vehikel van een gedegen en integer onderzoek. Daarom moet een tekst niet alleen inhoudelijk in orde zijn, maar moeten ook de formuleringen consistent, expliciet en betrouwbaar zijn. Een goede inhoud kan door een slechte formulering teniet worden gedaan.

De overtuigingskracht van een historisch essay hangt sterk af van de kwaliteit van de tekst. Lezers zijn niet verplicht een tekst te lezen. Een vage zin, spellingsfout of onduidelijke formulering doet direct af aan je betoog, waardoor lezers afhaken of de betrouwbaarheid ervan in twijfel trekken. Je mag van je lezer dus nooit verwachten dat hij of zij ’toch wel snapt wat je bedoelt’. Het gaat er niet alleen om wat je bedoelt; het gaat er bij schrijven vooral om wat er staat. Schroom hierbij niet om meerdere zinnen te gebruiken om uit te leggen wat je bedoelt; liever meer zinnen en duidelijkheid dan één zin en ruimte voor meerdere interpretaties. 

Iedereen heeft zijn eigen aanpak bij het schrijven van een essay, maar bijna niemand produceert in één keer meteen een goede tekst van begin tot eind. Aan een goed artikel is vaak veel redigeren (herlezen, verbeteren en schrappen) voorafgegaan. Niet voor niets hebben wetenschappelijke tijdschriften redacteurs of ingehuurde vakgenoten om stukken van anderen te corrigeren.

Iedereen heeft zijn eigen sterke en zwakke punten bij het schrijven, maar juist het herkennen van die zwakheden is van belang voor verbetering van je schrijfkunst. Bij het schrijven van een tekst is het grootste probleem dat de eigen fouten vaak niet (meer) gezien worden. Dat geldt zowel voor spelling als stijl: voor de schrijver zelf is vaak duidelijk wat hij/zij met een zin precies bedoelt, maar om te controleren of die gedachte ook daadwerkelijk overkomt bij de lezer is kritisch nalezen een vereiste.

  • Print de tekst uit, ga iets geheel anders doen, en lees dan later je tekst weer kritisch door. Als je langdurig achter je scherm hebt gewerkt, raak je het overzicht vaak kwijt.
  • Als je een stuk terugkrijgt van een docent, kijk dan naar de aantekeningen die er bij staan: wat was goed, wat was verkeerd, stonden er nog fouten in?
  • Houd voor jezelf een lijst bij van je eigen ‘zwakke punten’: welke fouten maak je vaak? (zie hieronder). Hoe eerder je ze herkent, hoe sneller je er vanaf bent.
  • Gebruik in ieder geval de spellingcorrector. Deze haalt eenvoudige typefouten uit je werkstuk, maar géén typefouten waarbij er een ander woord is gevormd (‘ros’ in plaats van ‘roos’). Wees ook niet naïef; de spellingcorrector maakt soms merkwaardige fouten zoals het aaneenrijgen van woorden (van per se naar het foutieve persé). Dit geldt ook voor het vervoegen van werkwoorden. De spellingcorrector maakt zelf geen onderscheid tussen bijvoorbeeld tegenwoordige tijd en verleden tijd.

Schrijven is sterk een kwestie van kritisch kijken naar je eigen werk. De beroemde Engelse auteur George Orwell heeft hier eens goede tips voor gegeven. Het volgende citaat van Orwell helpt om een goede houding tegenover je eigen schrijfwerk aan te kweken:

Een gewetensvol schrijver zal zich bij iedere zin die hij schrijft tenminste vier dingen afvragen: Wat wil ik zeggen? Welke woorden zijn daar goed voor? Welk beeld of welke uitdrukking maakt dat nog duidelijker? Is het beeld nog nieuw genoeg om deze uitwerking te hebben? En wellicht kan hij zich ook nog twee andere dingen afvragen: Kan dit korter? Is dit onnodig lelijk gezegd?

Het is de bedoeling dat een paper of scriptie originele gedachten bevat. Volgens George Orwell is dat lastiger als je over abstracte problemen schrijft. Anders dan bij heel concrete zaken, waar we meteen een beeld van hebben, vallen we bij abstracte problemen meteen terug op woorden. We denken erover in woorden in plaats van in beelden. De kans is dan groot dat we bij het formuleren van onze zinnen terugvallen op bestaande woorden en uitdrukkingen. Daardoor raken we afgeleid van onze originele gedachten over het onderwerp en vervallen we in herhaling van andermans ideeën. Om dit te voorkomen heeft Orwell zes richtlijnen voor schrijven geformuleerd die de moeite van het overdenken waard zijn.

  1. Gebruik nooit een metafoor, vergelijking of andere stijlfiguur die je vaak in gedrukte teksten tegenkomt.
  2. Gebruik nooit een lang woord waar een kort woord volstaat.
  3. Als het mogelijk is een woord te schrappen, schrap het dan altijd.
  4. Gebruik nooit de lijdende vorm waar je de bedrijvende kunt gebruiken.
  5. Gebruik nooit een woord of uitdrukking in een vreemde taal, een wetenschappelijk woord, of jargon, als je een alledaags woord kunt bedenken.
  6. Overtreed liever al deze regels dan dat je iets regelrecht barbaars zegt.

 Vorige  Volgende